Voorrangsregels woningen De Gentse Haard

    Sta je op de wachtlijst voor een woning die van De Gentse Haard was?

    Dan gelden deze voorrangsregels:


    De woningen worden toegewezen volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het inschrijvingsregister van de KH’s. Hierbij wordt achtereenvolgens, aan volgende KH’s, een voorrang toegekend. Dit is het standaardluik.

    Daarnaast moeten de doelgroepen uit LTR’en hierin worden verwerkt, zie verder.

    1. de KH, of één van zijn gezinsleden met een fysieke handicap of beperking, uitsluitend als de beschikbare woning door de daarop gerichte investeringen specifiek is aangepast aan de huisvesting van personen met die fysieke handicap of beperking of de KH die ingeschreven is voor een sociale assistentiewoning, als de beschikbare woning een sociale assistentiewoning is.
    2. de KH die huurder is van een sociale huurwoning van DGH die niet voldoet aan de normen van art. 3.1 §1 4de lid VCW, de woonbezettingsnorm.
    3. de KH die huurder is van een sociale huurwoning van DGH en die verplicht is in te stemmen met een verhuis naar een andere sociale huurwoning als de sociale huurwoning die aangepast is aan de fysieke mogelijkheden van personen met een handicap, niet langer wordt bewoond door een persoon die daar nood aan heeft, of als de sociale huurwoning een sociale assistentiewoning is als bepaald door de Vlaamse Regering, en niet langer wordt bewoond door een persoon die minstens 65 jaar oud is, tenzij de verhuurder een gemotiveerde afwijking toestaat.
    4. de KH die zich benadeeld acht en met een aangetekende en gemotiveerde brief een beoordeling vraagt van de toezichthouder, omdat een andere KH een toewijs kreeg of hemzelf een toewijs werd geweigerd én DGH stelt vast dat dit telkens ten onrechte gebeurde, of als er binnen 30 dagen na ontvangst van de beoordeling van de toezichthouder geen beslissing wordt betekend.
    5. de KH die nog geen huurder is van een sociale huurwoning en die opnieuw moet worden gehuisvest cfr. artt. 3.30 §2, 2de lid, 4.3, 5.25, 5.35, 5.41 en 5.46 en 5.88 , 2de lid VCW.
    6. de KH die al huurder is bij DGH van een sociale huurwoning die niet meer voldoet aan de rationele bezetting ten gevolge van een gezinsuitbreiding door geboorte, adoptie of pleegzorg alsook de KH als gezinshereniging plaatsvindt. De KH deelt de exacte gezinssamenstelling mee aan DGH op het ogenblik van deze inschrijving als DGH de exacte gezinssamenstelling niet kan verkrijgen via de KBI. In voorkomend geval deelt de KH ook de gegevens mee van de leden van het gezin in het buitenland waarvoor een aanvraag tot gezinshereniging werd ingediend of zal worden ingediend.
      Na de tweede ongegronde weigering van een aanbod tot toewijzing van een woning die beantwoordt aan de keuze van de KH mbt. het type, de ligging en de maximale huurprijs kan de KH geen aanspraak meer maken op deze voorrang.
    7. de kandidaathuurder nav de gezinshereniging.
    8. de KH die in de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is, zijn hoofdverblijfplaats had in een onroerend of roerend goed (art. 3.35 VCW) dat niet hoofdzakelijk bestemd is voor wonen, op de datum waarop dat overeenkomstig artikel 3.37, eerste lid VCW in een proces verbaal werd vastgesteld.
    9. de KH die in de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is, zijn hoofdverblijfplaats had in een woning op de datum waarop die:
      1. via artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet onbewoonbaar werd verklaard. De onbewoonbaarverklaring dient uitdrukkelijk de voorrang voor sociale huisvesting te vermelden.
      2. via art. 3.12 VCW of 3.16 VCW ongeschikt is verklaard 33 , als die woning op het technisch verslag minstens 3 gebreken van categorie II of III vertoont onder de hoofdrubrieken “Omhulsel” of “Binnenstructuur”.

        In geval van een voorrang onder 8° of 9de, kan een KH , na zijn weigering van een aanbod tot toewijzing van een woning die beantwoordt aan zijn keuze mbt. het type, de ligging en de maximale huurprijs, geen aanspraak meer maken op deze voorrangsregel.

        Een woning , onroerend of roerend goed kan slechts éénmaal aanleiding geven tot de voorrang, vermeld in 8° en 9de hierboven.
        Om in aanmerking te komen voor deze voorrang, moet de KH de woning of het (on)roerend goed sedert ten minste zes maanden bewoond hebben.

        De voorrang (8°), geldt enkel wanneer de KH zich uiterlijk binnen de 2 maanden na PV heeft ingeschreven of gemeld aan DGH én wanneer de KH de betrokken woning nog bewoont of in een noodwoning woont.

        De voorrang (9de) geldt enkel wanneer de KH zich uiterlijk binnen de 2 maanden na de datum van ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring heeft ingeschreven of gemeld aan DGH én het besluit tot ongeschiktverklaring of onbewoonbaarverklaring niet werd opgeheven (tenzij de KH in een noodwoning woont) én de KH de betrokken woning nog bewoont (tenzij de KH in een noodwoning woont) én de gebreken die geleid hebben tot de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring niet ten laste van de KH kunnen gelegd worden.

        De KH kan via een verklaring op erewoord bewijzen dat deze gebreken niet door hem zijn veroorzaakt.
    10. de KH die een ontvoogde minderjarige persoon is.

    Als de KH op het moment van zijn kandidaatstelling al huurder is bij DGH, moet hij niet voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden.